Op 11 november jl. gaf Marianne Plokker in onze loge een lezing met als onderwerp: Het vroege Christendom.
De eerste eeuw van onze jaartelling. Maar we kregen ook zicht op de vele honderden jaren geschiedenis die eraan voorafging.
Het Oude Testament wordt veelal gezien als de geschiedenis van het Joodse volk, dus als historisch. Maar de Bijbelboeken zijn niet historisch betrouwbaar. In de loop der eeuwen zijn ze meerdere malen herschreven. Het lijkt alsof Jahweh altijd de enige god was voor het Hebreeuwse volk, maar dat is een herschreven versie van latere rabbi’s. Aanvankelijk regeerde in het nabije oosten de Moedergodin, die zich later splitste in een mannelijk en een vrouwelijk aspect. De vereniging van de polariteiten mannelijk/vrouwelijk bleef lang bestaan en was essentieel voor de vruchtbaarheid van het land.
In de 10e eeuw voor Chr. bouwde Salomo de eerste tempel in Jeruzalem. Hier werd aanvankelijk niet alleen Jahweh, maar ook andere goden vereerd. Ook heeft het volk altijd nauwe banden gehad met Egypte en leerde daar vele goden kennen, die veel invloed hadden.
Na de dood van Salomo viel het land uiteen in twee koninkrijken met grote verschillen: Het noorden, Israël, was voornamelijk landbouwgebied met een vruchtbaarheidsreligie en er werden meerdere goden vereerd. Het zuiden, Judea, was deels woestijn en richtte zich vooral op Jahweh, die oorspronkelijk een stamgod uit de woestijn was. Met de verovering van Israël door Babylon verdween een groot deel van de joodse elite (de Babylonische ballingschap). De terugkerende joden namen een strikt monotheïsme mee terug. Men vond dat het joodse volk op de verkeerde weg was en zich te veel had vermengd met andere volken. De priesters legden een etnische zuivering op en de geschiedenis van het Hebreeuwse volk werd weer herschreven; vooral zichtbaar in de boeken Koningen en Kronieken. In de eeuwen daarna waren er vele conflicten en oorlogen. Palestina werd een smeltkroes van volken met zeer verschillende culturen en religies.
Ook ten tijde van Jezus’ geboorte was het nog zeer onrustig in Palestina. Het stond onder Romeins bewind. Jezus was een jood uit Galilea, een gebied in het noorden, met profeten, vrijdenkers en opstandelingen. Het lag ver van Jeruzalem en men ging wat losser om met de wet en men sprak Aramees. Er woonden esoterische sekten zoals de Essenen, Nazireeërs en Hasidim. Jezus was geen eenvoudige boer of handwerksman, zoals hij vaak wordt afgeschilderd (het Aramese woord voor handwerksman, ‘naggar’ betekent ook ‘geleerde’.) Hij zag zichzelf als profeet en leraar en noemde zichzelf nooit Messias. Veel volgelingen zagen hem wel zo en hoopten dat hij het land zou bevrijden van de Romeinen. Hij moet hoogopgeleid zijn geweest, mogelijk bij de Essenen.
Over de tijd tussen zijn 12e en zijn 30e (doop in de Jordaan) weten we niets met zekerheid, hetgeen aanleiding geeft tot allerlei speculaties. Vermoedelijk is hij ingewijd in de mysteriën in Egypte. De esoterische benadering zegt dat Jezus de Christusgeest naar de aarde moest brengen deze daalde op hem neer bij de doop door Johannes in de Jordaan. Hij moet dus wel een hoge ingewijde zijn geweest. Hij bracht een ‘nieuwe’ leer naar de aarde, die van de Liefde. Hij predikte over het ‘Koninkrijk’, dat niet van deze aarde was.
‘Het koninkrijk is binnen in je en buiten je, maar je ziet het niet’.
De weg ernaar toe begint met zelf je verantwoordelijkheid te nemen als individu; een goed mens zijn. Hij sprak in gelijkenissen voor het volk; met de discipelen sprak hij opener over zijn missie. Hij kon rechtstreeks werken met de Christuskracht, waarmee hij wonderen verrichtte, die later de kracht van de Heilige Geest genoemd zou worden. Om die kracht te aarden moest hij sterven. Hij had een nauwe (spirituele) band met Maria Magdalena, wat voor sommige apostelen moeilijk te verteren was en voor de kerk helemaal ontoelaatbaar was; reden waarom zij in het Nieuwe Testament als een zondige vrouw werd neergezet.
De eerste christenen waren joden. Zij zagen Jezus als een rechtvaardige, wijze profeet. Er ontstonden verschillende groepen die zijn boodschap mondeling uitdroegen op verschillende manieren. Later, toen de eerste generatie volgers was uitgestorven, ontstond de behoefte om het schriftelijk vast te leggen. Het beeld van Jezus en zijn leringen veranderde overeenkomstig de zich ontwikkelende ideeën. De joodse Jezusbewegingen ontwikkelden zich als scholen van denken, niet als religieuze bewegingen. Veel groepen sloegen een gnostische richting in. Er ontstonden verschillende evangeliën.
Paulus, een hoogopgeleide farizeeër, was aanvankelijk een fel bestrijder van de nieuwe christengemeenschappen, maar ontmoette volgens eigen zeggen Christus Jezus in een visioen op weg naar Damascus en werd bekeerd. Hij hield er eigen ideeën op na, zag Jezus Christus als de Zoon van God en de gemeenten als het ‘nieuwe Israël’. Alle mensen waren volstrekt gelijk en vrij in de geest en iedereen kon zoon of dochter van God worden. Hij werd de apostel voor de niet-joden. Zijn Handelingen der apostelen en de Brieven aan de diverse gemeenten hebben grote invloed gehad.
In het jaar 66 brak de Joodse opstand uit tegen de Romeinen. Jeruzalem werd ingenomen en de tempel verwoest. Ook in Egypte braken opstanden uit. Dat was het einde van de grote joodse gemeenschap in Alexandrië. Ook de enige joodse tempel buiten Jeruzalem werd verwoest. Alle niet-orthodoxe joodse opvattingen werden verboden en uit de geschriften verwijderd. Daardoor lijkt het alsof het joodse volk altijd monotheïstisch is geweest. Ook in de christengemeenten ontstond meer behoefte aan eenheid. Daar gingen de kerkvaders mee aan de slag. Al snel werden de gnosis en allerlei andere opvattingen verketterd.
Joden en christenen gingen definitief hun eigen weg.
Marianne, veel dank voor deze boeiende avond!